2 Samuel 22

Het lied van David

Wanneer de tijd om te strijden voorbij is omdat men te oud is, is het tijd om te zingen. Als alles om ons heen weg is, kan nog altijd God geprezen worden. De aanleiding is de bevrijding uit de macht van de vijand door de verlossing van de HEERE (Ps 34:20). Als we de Heer in getrouwheid willen dienen, hoeven we ons niet te verwonderen als we vijanden hebben (Jh 15:18-19). We zullen er des te meer Zijn hulp en uitredding in ervaren, waardoor we des te meer reden hebben Hem te prijzen. We moeten daarmee ook niet wachten tot we bij de Heer zijn. David deed het “op de dag waarop de HEERE hem gered had”, dat wil zeggen direct na zijn uitredding. Zo moeten wij dat ook direct doen nadat we Zijn hulp hebben ervaren.

Dit lied bestaat uit nagenoeg dezelfde woorden als Psalm 18. In dit lied krijgen we van David te horen Wie de HEERE voor hem is en wat Hij voor hem heeft gedaan. Het is een getuigenis dat ieder van ons op zijn eigen manier zal kunnen geven van de ervaringen die we met de Heer hebben opgedaan. Dat dit lied ook als psalm in het boek Psalmen is opgenomen, betekent dat Davids ervaringen ook door anderen worden herkend en gedeeld. Deze woorden vertolken ook de gevoelens van hen die in soortgelijke omstandigheden zijn geweest en uit de benauwdheid zijn gered en de HEERE daarvoor willen loven.

Iets dergelijks hebben we in een geestelijk lied van de gelovige. Een gelovige kan een lied dichten waarin hij zijn gevoelens voor de Heer tot uitdrukking brengt. Hij kan het zelfs ook op muziek zetten of laten zetten, waardoor de gevoelens soms nog indringender worden vertolkt. Wat in dat lied naar voren komt, wordt door anderen herkend. Het geeft woorden aan de gevoelens die iemand op dat moment heeft en bewerken daardoor vaak verlichting en vreugde. Daardoor wordt iets, wat eerst alleen een persoonlijke uiting van een geloofservaring was, bruikbaar voor anderen om zich daarover tegenover God te uiten.

Er zijn vier manieren waarop we naar dit lied kunnen kijken:

1. We zien in deze psalm Davids persoonlijke ervaringen. Zo gezien hebben we hier een historische beschrijving. Het gaat over de geschiedenis van David.

2. We zien dat Davids geschiedenis in deze psalm model staat voor die van Israël. Daarbij kunnen we denken aan de verlossing uit Egypte. Wat Israël heeft beleefd, ervaart David ook.

3. We zien dat alles in deze psalm in vervulling is gegaan in het leven van de Heer Jezus, het leven van de ware David. Deze psalm geeft dan ook uiting aan de gevoelens van Christus. De Geest van Christus is werkzaam in David als hij deze psalm dicht.

4. Deze psalm verwoordt de gevoelens van het gelovig overblijfsel van Israël in de toekomst. Met hen verbindt de Heer Jezus Zich op de innigste wijze.

David herdenkt alles wat God voor hem is geweest, wat hij in zijn noden en gevaren in Hem heeft gevonden. Hij kijkt terug op de macht van God die ten behoeve van hem werkzaam is geweest en wat het gezegende resultaat van die macht is. Dit wordt allemaal tot uitdrukking gebracht in dit lied, een uitdrukking van gevoelens die in Christus ten volle aanwezig zijn.

Dit lied, dat in zeven delen te verdelen is, begint en eindigt met lofprijzing. Het is het verhaal van verdriet en lijden dat eindigt in vreugde en triomf. Omdat het lied opgedane ervaringen weergeeft, kan het ook beginnen met een lofprijzing aan de HEERE.

Eerste deel

Al de uitreddingen uit de greep van allerlei vijanden en uit de hand van Saul in het bijzonder brengen in David een loflied, een psalm naar boven. Hij begint ermee in de 2Sm 22:2-3 de HEERE met een aantal namen te noemen. Alle daden van God in het verleden en de beloften voor de toekomst zijn gegrond op Wie Hij is. Al deze namen passen op speciale wijze in het kader van dit lied waarin het gaat over vluchten, strijd en overwinning.

Tegelijk maakt David door het woord ”mijn” de HEERE tot een persoonlijke beleving. Zo kon Paulus ook over God spreken als “mijn God” (Fp 4:19). De Heer Jezus sprak ook over “Mijn Vader” en “Mijn God” (Jh 20:17). David looft die Naam vanwege de verlossing.

Tweede deel

Dit deel beschrijft de gevoelens van David – en ook van het gelovig overblijfsel van Israël tijdens de grote verdrukking – in de tijd dat de vijand erop uit was hem te doden. We zien het ook bij de Heer Jezus op het kruis. Hij brengt dit lijden in de herinnering van Zijn volk als Hij tot hen komt. Van de Heer Jezus lezen we dat Hij “tijdens Zijn dagen in het vlees met sterk geroep en tranen zowel gebeden als smekingen geofferd heeft aan Hem Die Hem uit [de] dood kon verlossen” (Hb 5:7).

David beschrijft zijn nood en zijn hulpgeroep tot “mijn God”. Zijn nood was zo groot, dat hij aan het leven wanhoopte, want de dood dreigde. De enorme machten die hij tegenover zich zag, gingen menselijke controle te boven. Het enige wat hij kon doen, was roepen tot God, want hij had een God tot Wie hij kon roepen. God hoorde zijn stem in Zijn paleis, het huis van Zijn regering. God was niet te druk met andere dingen bezig, maar had Zijn oren open voor de noodkreet van Zijn uitverkoren koning.

Derde deel

God luistert naar de roep om hulp in nood, gedaan in de 2Sm 22:5-7. In de 2Sm 22:8-16 vertelt David hoe de HEERE heeft geantwoord in Zijn machtige verschijning tot bevrijding van hem en Zijn volk. Hij beschrijft wat er van God zichtbaar werd, toen Hij ging handelen ten gunste van hem. Het maakte David niet benauwd, maar vervulde hem met ontzag. Die God trad voor hem op! Rook en vuur, wind en een opeenhoping van water, donder en bliksem, God zette al deze natuurverschijnselen in voor zijn bevrijding.

Vanaf 2Sm 22:16 zien we diverse reddingen: van Israël uit Egypte, van David uit de handen van Saul en van de Heer Jezus uit de doden in de opstanding. De bevrijding door de HEERE wordt door verschillende werkwoorden tot uitdrukking gebracht: “stak [Zijn hand] uit”, “greep mij”, “trok mij op”, “redde mij”, “leidde mij uit” (2Sm 22:17-20). In deze verzen ervaart David de uitredding op haast tastbare wijze.

Vierde deel

Dit gedeelte gaat over de volkomenheid van de Heer Jezus. David was niet volmaakt. Hier spreekt niet David, maar hier spreekt de profeet over Hem Die waarlijk en alleen volmaakt is. Wat David in volkomenheid is, dankt hij aan de HEERE; wat de Heer Jezus in volmaaktheid is, is Hij persoonlijk. Op grond daarvan is Hij Koning.

Het slot van 2Sm 22:20 is de inleiding op de 2Sm 22:21-25 waar David zegt waarom God een welgevallen aan hem had en voor hem opkwam. Zoals gezegd, is deze beschrijving in zijn volheid alleen waar voor de Heer Jezus. Toch geldt dit ook voor de gelovige, van wie de zonden verzoend zijn. David pleit hier niet op grond van een leven zonder falen. Hij kent zijn zonden maar al te goed. Hij weet echter, om het nieuwtestamentisch te zeggen, dat hij aangenaam gemaakt is in de Geliefde (Ef 1:6). Als God dan ook ten gunste van hem handelt, doet Hij dat in overeenstemming met Zijn volmaakte gerechtigheid. Die gerechtigheid komt in de 2Sm 22:26-27 naar voren.

Vijfde deel

Het vijfde tot en met het zevende deel vertellen over de heerlijke gevolgen van het werk van de Heer Jezus. In het vorige gedeelte is Hij bevrijd, in het komende gedeelte is Hij de Bevrijder.

Nadat David heeft verteld Wie God is en hoe Hij heeft gehandeld in de uitreddingen, bezingt hij in de 2Sm 22:28-37 Wie God voor hém is. Hij doet dat in het besef van wat hij in 2Sm 22:31 uitspreekt. Gods weg volmaakt verklaren is het geheim van rust in Hem. Hierdoor weten we dat het God niet uit de hand loopt.

Daarbij mogen we eraan denken dat Gods weg altijd parallel loopt met Zijn Woord. Zijn Woord is zuiver. We kunnen erop vertrouwen. De weg die God met een van de Zijnen of met Zijn volk als geheel gaat, is altijd in overeenstemming met Zijn Woord. Als wij voor verrassingen komen te staan in de weg die we gaan, komt dat dikwijls omdat we Gods Woord, waarin Hij ons vertelt hoe Hij de dingen ziet, niet kennen of zijn vergeten. Als we ons aan God overgeven in de weg die Hij met ons gaat als de beste weg en we op Zijn Woord vertrouwen, schuilen we bij Hem en bewijst Hij Zich als een schild. Samengevat: weg, Woord, schild en schuilen, dat is wat God ons biedt.

We horen in deze verzen ook een prachtig getuigenis van de Geest van Christus in het overblijfsel van Israël. Dit overblijfsel ontvangt kracht om in de grote verdrukking tegen alle vijandschap stand te houden en te overwinnen.

Zesde deel

In dit zesde deel bezingt David de gevolgen van de bevrijding en de heerlijke regering van het vrederijk. In de 2Sm 22:38-46 zien we dat God niet Zelf de vijanden versloeg, maar dat Hij David daarvoor de kracht gaf. Zo is het uiteindelijk toch God Die het heeft gedaan. Daarom geeft David Hem alle eer in de 2Sm 22:47-49. In “de man van veel geweld” (2Sm 22:49) kunnen we zowel de antichrist als de koning van het noorden zien (Dn 11:29-45).

Zevende deel

Vanwege de bevrijding die hij in het vorige deel heeft bezongen, looft David in 2Sm 22:50 de HEERE. Dat doet hij niet alleen in een uiting naar Hem toe, maar hij maakt Zijn Naam groot onder de volken. David is zich bewust dat alles het gevolg is van de goedertierenheid en trouw van God aan Zijn Gezalfde. Deze goedertierenheid zal nooit falen, omdat de Gezalfde, de Heer Jezus, de Christus is, de Man van Gods welgevallen. In Hem zijn alle beloften van God ja en amen (2Ko 1:20).

Vanwege “Zijn Gezalfde” zal God ook “goedertierenheid” bewijzen “aan David en zijn nageslacht tot in eeuwigheid”. Wat een geweldig vooruitzicht. De trouw van God aan Zijn Gezalfde is ook voor ons de basis dat God ten gunste van ons zal optreden. In onszelf is niets, in Hem is alles.

Copyright information for DutKingComments